Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5079

Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808573/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Werkendam (hierna: het college) een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik dat van het perceel [locatie] te [plaats], (hierna: het perceel) wordt gemaakt op te treden afgewezen.


Uitspraak

200808573/1/H1. Datum uitspraak: 12 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het beroep van: [appellanten], beiden wonend te [woonplaats], tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Werkendam verzonden op 17 november 2008, waarbij het een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik dat van het perceel [locatie] te [plaats], wordt gemaakt op te treden heeft afgewezen. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Werkendam (hierna: het college) een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik dat van het perceel [locatie] te [plaats], (hierna: het perceel) wordt gemaakt op te treden afgewezen. Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 10 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen opnieuw op het door [appellanten] gemaakte bezwaar beslist. Deze uitspraak is aangehecht. Bij op 17 november 2008 verzonden besluit heeft het college, opnieuw op de tegen het besluit van 26 april 2007 gemaakte bezwaren beslissend, die bezwaren ongegrond verklaard, doch dat besluit onder aanvulling van de motivering ervan gehandhaafd. Tegen dat besluit hebben [appellanten] bij brief van 20 december 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld. Het beroep heeft de rechtbank ter behandeling doorgezonden aan de Afdeling. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [belanghebbenden] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven. [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2009, waar het college, vertegenwoordigd door J. Boterblom en N.J. de Keijzer, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], bijgestaan door G. Stam, gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het besluit van 17 november 2008 is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 10 oktober 2008. Omdat tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, is het besluit van 17 november 2008 geen besluit in de zin van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Aldus is niet aan de in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb voor toepasselijkheid van artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, gestelde vereisten voldaan. Dit leidt tot de conclusie dat de Afdeling onbevoegd is om van het ingestelde beroep kennis te nemen. De Afdeling verstaat dat het door [appellanten] terzake ingediende beroepschrift ter behandeling aan de rechtbank wordt toegezonden. 2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. De Haseth voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009 476.